zondag, september 12, 2010

Twee paar sokken

In Zwolle betreedt een mooie zwarte jongeman mijn eerste klas privé-coupé. Hij wenst me goede morgen. Ik wens hem goedemiddag. De jongeman, die later Andre blijkt te heten, werpt een niet al te heldere blik op mijn t-shirt: Utah rocks staat er op mijn shirt. Hij vindt het mooi.

Een minuut of wat vetrouw ik er op dat de mededelingen van Andre samenhangend zijn en dat ik het gewoonweg niet begrijp. Maar te vaak stokt zijn verhaal en kijkt hij voor zich uit alsof hij scherp probeert te stellen op een coupé in de verte, of op een landschap voorbij de Veluwe. Andre komt uit Berlijn, woont in Amsterdam, is geboren in Ivoorkust. Hij laat me zijn vervoersbewijs zien. Het is een kennisgeving van de Deutsche Bahn, waaruit blijkt dat de oosterburen nog vijftig euro van hem krijgen vanwege zwartrijden zonder opgaaf van reden.

Andre heeft een injectiespuit aan de Turkse dokter gegeven. In Berlijn. Hij wrijft over zijn armen. De spuit was verzegeld met plastic, of met kauwgum, dat weet hij niet meer precies. Andre heeft in de gevangenis gezeten. Hij laat me een papier zien waarop justitie in Arnhem zijn bezittingen heeft aangevinkt. Een petje, een plastic zak vol theezakjes, twee paar sokken. Andre steekt het papier weer bij zich en zegt: "dit is het bewijs dat ik in Nederland twee paar sokken mag meenemen."

In Amersfoort maan ik Andre drie keer tot overstappen. Hij vertelt een verhaal dat nooit meer ophoudt. Andre, je moet er uit. Amsterdam, overstappen. Wanneer de trein stilstaat graait hij opeens zijn spullen bij elkaar, stopt ze in een grote blauwe vuilniszak, roept tegen de trein dat die moet wachten, en verlaat de coupé. Ik wens hem het beste.